Wat leer je tijdens deze cursus Striptekenen?
In deze cursus leer je hoe je beelden kunt gebruiken om een verhaal te vertellen. Dit kan met veel aandacht voor detail en kleur, maar ook heel eenvoudig, sober en zwart-wit. Jij kiest hoe je je verhaal vormgeeft. Daarbij is ‘verhaal’ een breed begrip. Het kan bijvoorbeeld een situatie, een gebeurtenis of zelfs een dialoog zijn. Alles wat je interessant vindt, kan een verhaal vormen.
Je kunt zelf een thema kiezen, maar voor wie graag een onderwerp heeft, is het thema “de eenzame man/vrouw”. Je verhaal mag tussen de drie en zeven pagina’s beslaan.
Je hebt de vrijheid om de vorm van je strip zelf te bepalen. Dit betekent dat je kunt kiezen voor een strip met twee, drie of vier panelen (dit wordt later in de tekst verder toegelicht). Je kunt er ook voor kiezen om elke pagina uit slechts één plaat te laten bestaan.
Tekst is niet verplicht. Sterker nog, als je het verhaal kunt vertellen zonder begeleidende tekst of dialogen, wordt dat als bijzonder sterk beschouwd. Als je wel tekst gebruikt, probeer dan iets uit te drukken wat je niet met beelden kunt vertellen. Als je begint met tekst, probeer dan met de beelden iets te zeggen wat de tekst niet kan uitdrukken. Zo kunnen tekst en beeld elkaar versterken.
Ik hoop dat je na het lezen van deze tekst alvast een beetje vooruit kan. Het zou fijn als je tijdens de eerste les een aanzet tot het scenario hebt of misschien al een gedeeltelijk scenario. Dan kunnen we doorpakken!
Hoofdlijnen zijn nu besproken. Hier is wat extra informatie om je verder op weg te helpen:
- Schetsboek
Ontwikkel je thema of personage in je schetsboek. Besteed dagelijks 15 minuten tot een half uur aan het uitwerken van je ideeën (meer mag natuurlijk ook). Varieer en wissel af. Denk na over de kleding van je personage (bijvoorbeeld een casual jas, hoodie of pufferjack) die past bij de uitstraling die je wilt creëren. Experimenteer ook met mogelijke achtergronden. Als je geen personages in je verhaal hebt, maar bijvoorbeeld beelden van een verlaten huis, een autokerkhof, of een plastic zak die door de lucht dwarrelt, is het nog steeds nuttig om deze scènes in je schetsboek vast te leggen.
- Scenario
Probeer je idee in een reeks kleine plaatjes (thumbnails) uit te schetsen. Deze plaatjes hoeven snel en zonder veel detail te zijn. Als je even vastloopt, laat het dan rusten en kom later weer terug. Als je deze thumbnails hebt gemaakt, kun je ze omzetten naar een scenario. Het gaat nu vooral om de structuur van je verhaal. De tekeningen hoeven nog niet perfect te zijn, het is belangrijk dat het verhaal goed ‘loopt’. Tegelijkertijd kun je alvast nadenken over de compositie van de beelden, de beweging van je personages, de richting van het beeld, de indeling van de platen en de eventuele plaatsing van tekstballonnen. Als je verhaal slechts uit een paar platen bestaat, is het scenario een goede manier om alvast te bepalen hoe de compositie eruit zal zien. Maak gerust aantekeningen in je scenario, dit kan later nog in je tekeningen terechtkomen.
- Schetsfase
Als je scenario klaar is, kun je beginnen met het maken van schetsen. Dit kan op verschillende manieren. De voortgang van het verhaal die je in het scenario hebt vastgelegd, is nu de leidraad. Je kunt je nu richten op de compositie of de indeling van de plaatjes. Bepaal ook het formaat waarop je wilt werken. Denk hierbij aan de uiteindelijke schaal: een strip heeft meestal de grootte van een A4, maar je kunt hiervan afwijken. Sommige tekenaars werken op het formaat waarop hun strip uiteindelijk gedrukt wordt, terwijl anderen bijvoorbeeld op A2 werken.
In de schetsfase is het belangrijk om een aantal zaken verder uit te werken, zoals:
- de grafische richting die je wilt volgen,
- de verdere uitwerking van de bewegingen (choreografie) van je personages,
- de emoties of psychologische aspecten die je wilt overbrengen.
De camerastandpunten spelen hierbij een belangrijke rol. Er zijn enkele richtlijnen die je kunnen helpen bij het gebruik van camerastandpunten. Bijvoorbeeld: een ‘streetview’ of ‘total shot’ wordt vaak gebruikt om de lezer te laten zien waar het verhaal zich afspeelt (bijvoorbeeld op straat, in huis, op de snelweg, enz.). Dit kan herhaald worden als je iets duidelijk wilt maken, zoals een personage dat door een straat wandelt of van de slaapkamer naar de badkamer gaat. Een logische vervolgstap zou een ‘half-totaal shot’ kunnen zijn.
- Andere aandachtspunten bij het schetsen
Een interessante strippagina kenmerkt zich vaak door afwisseling. Wissel verschillende camerastandpunten af. Jij bent zowel de regisseur als de cameraman, en bepaalt zelf het tempo en hoe je iets wilt laten zien. Bijvoorbeeld: na een ‘total shot’ (waarin je veel van de omgeving hebt laten zien) kun je doorgaan naar een ‘half-total shot’ (de camera komt dichterbij, waardoor je minder van de omgeving ziet en de focus meer op het personage ligt). Vervolgens kun je een ‘close-up’ gebruiken (je zit nu dichter op de huid van het personage). Een extreem close-up kan zelfs de focus volledig op het gezicht leggen, met enkel de ogen, neus en mond zichtbaar (heel intiem of indringend).
De camerastandpunten kunnen ook een extra betekenis geven aan je verhaal. Als je bijvoorbeeld iemand van bovenaf toont, kan dit de persoon kleiner en kwetsbaarder doen lijken, wat je kunt gebruiken om een gevoel van kwetsbaarheid over te brengen. Andersom kan een camerastandpunt van onderaf iemand dominant of krachtig laten lijken.
Als je tekst gebruikt, houd dan rekening met de plaatsing van de tekstballonnen. Zorg ervoor dat je voldoende ruimte reserveert voor de tekst. Het is namelijk erg vervelend als je bij de uiteindelijke uitwerking ontdekt dat je tekstballon te klein is en daardoor je tekening wordt ingeperkt.
Gebruik je documentatie? Dit is het moment om die te gebruiken! Misschien heb je foto’s die als referentie dienen voor je personages, achtergronden of andere elementen in je strip. Zelf maak ik vaak gebruik van mijn smartphone om foto’s te maken van bijvoorbeeld mijn zoontje die als model dient voor stripfiguren. Het internet is ook een onmisbare bron van referentiemateriaal. Verzamel liever te veel dan te weinig. Het gebruik van documentatie geeft diepte en realisme aan je tekeningen, vooral bij decors of de posities van personages.
- Onomatopeën en kleur van kaders
Onomatopeën zijn geluiden die niet in je tekstballonnen voorkomen, zoals: Pang! Bam! Aaargh! Boem! Splash! Deze geluiden voegen een extra dimensie toe aan je tekening en versterken de impact op de lezer. Als je stijl zich hiervoor leent, gebruik ze dan. Je kunt zelfs drie uitroeptekens gebruiken om het geluid extra kracht bij te zetten. Sommige onomatopeën worden zelfs zo groot geplaatst dat ze deels buiten het plaatje vallen, om te benadrukken hoe groot de impact van dat geluid is.
Ten slotte, rondom je plaatjes bevinden zich vaak witte kaders. Je plaatjes liggen als het ware op een wit vel, maar dat hoeft niet per se wit te zijn – het kan ook zwart zijn of een andere kleur. Je kunt er ook voor kiezen om geen kaders te gebruiken, maar de plaatjes van elkaar te onderscheiden door een afscheiding die uit de tekening zelf ontstaat, of gewoon door een lijn. (Zie voorbeelden aan het eind).
- Uitwerking
Wanneer je tevreden bent met je schetsen, kun je beginnen met de uitwerking. Dit kan op verschillende manieren. Je kunt de schets in inkt natekenen. Of je kunt je schets op een lichtbak overtrekken met potlood en vervolgens inkt gebruiken. De potloodlijnen kun je later weg gummen. Als de schetsen duidelijk genoeg zijn, kun je eventueel direct inkten, bijvoorbeeld met een lichtbak. Je kunt je strip echter ook gewoon met potlood, krijt of andere technieken uitwerken. Er zijn regels, maar uiteindelijk zijn er geen strikte regels.
Het voordeel van werken met losse plaatjes is dat je gemakkelijk kunt corrigeren. Als een plaatje niet lukt, hoef je de andere plaatjes niet opnieuw te maken. Je kunt simpelweg het mislukte plaatje opnieuw tekenen en over het oude heen plakken. Ook binnen een plaatje kun je corrigeren: een hand of gezicht dat niet goed is, kun je op een nieuw vel papier tekenen en uitknippen om over het oorspronkelijke plaatje heen te plakken. Kleine fouten kun je wegwerken met witte plakaatverf. Onthoud dat je werkt voor reproductie, en dat de pagina pas echt af is wanneer deze gedrukt wordt.
Vaak wordt de tekst later door een letteraar in de tekstballonnen geplaatst, of door de vormgever. In deze workshop gaan we echter kijken of je eigen handschrift ook mooi kan werken.
- Ten slotte
Deze cursus is bedoeld om je bewust te maken van de filmische en striptechnische mogelijkheden om een verhaal te vertellen met meerdere beelden. Het draait niet per se om het eindresultaat, maar om het proces van ontdekken hoe je door middel van een reeks beelden een verhaal kunt creëren. Voor de liefhebbers hoop ik dat de workshop ook een kans biedt om te ervaren dat het eigenlijk helemaal niet zo ingewikkeld is, vooral door te begrijpen dat strips een medium zijn dat draait om reproductie, niet om uniciteit. Dit besef zou ervoor moeten zorgen dat je je vrij en ongedwongen voelt in je creatie.
Voor wie?
Beginners en gevorderden.
Over de docent
Victor Meijer (Amsterdam, 1975) is als tekenaar verantwoordelijk voor het gezicht van Hendrik Groen. Hij tekende het tekstloze De jongen en de dood (2017) en debuteerde als stripauteur met Hondsdol (2019). Hierna volgden stripboeken zoals De wereld volgens Crocodile Charley en Penisnijd. Hij leverde illustratiewerk voor o.a. HP de tijd, Vrij Nederland en Human. Hij houdt van een heldere lijn, het liefst verkregen door een kroontjespen, omsteekpen of fineliner. Zijn voorbeelden zijn onder andere Carl Hollander, Nicolaas Wijnberg, Bruno Schulz, Chaland en Moebius.